Schrijfopdracht tijdens een lesbijeenkomst: Je zit in een restaurant en er komt iemand binnen die je enorm haat. Geschreven vanuit de ik persoon.

Ik scheur een stuk van mijn injera af. Doop die in de wot en neem een hap. Daarna lik ik mijn vingers schoon. De scherpe spinazieachtige smaak roept herinneringen op aan Ethiopië. Aan mijn lief vertel ik over de verkoop van het beeldje, verkocht aan een toevallige bezoeker van mijn expositie. Deze extra inkomsten waren onverwacht. Normaliter verkoop ik bij een tentoonstelling zelden. Laat staan voor zo’n groot bedrag. Ik moet het van de opdrachten hebben. Deze keer: handje contantje afgerekend, ingepakt en zo meegenomen.

Van dat geld zijn wij nu uit eten. Met glinsterende ogen en gepaste trots dat ik nu eens kan trakteren. Vanuit mijn ooghoeken zie ik iemand binnen komen. Zijn loopje en houding komen mij bekend voor. Ik schiet in de stress en begin te hakkelen: “die koper vond het ook nog, … wel niet, … wel mooi, eh, goed, … vakkundig, ingepakt.” Ik herken Freek, een collega kunstenaar. Met hem heb ik al een paar keer overhoop gelegen.
Wij zitten blijkbaar te veel in elkaars territorium. Een dieptepunt was onze confrontatie bij zijn exposite enkele maanden geleden. Zijn werk vind ik sterk en mooi. Vooral één beeld bij zijn tentoonstelling sprak mij erg aan: Een tong die uit een rechthoekige vorm tevoorschijn komt. Vakkundig uit één brok steen gehakt. Een beeld dat geen sokkel nodig heeft. Zo op een tafel of boekenplank gezet moet worden, waarbij dan de tong kwetsbaar in de ruimte hangt.
Ik wilde het met hem er over hebben, speelde zelfs met de gedachte om het van hem te kopen. Vond dat lastig en verzamelde moed. Toen hij mij op zijn expositie zag aankomen, zag ik al dat hij in een slecht humeur was. Voordat ik ook maar iets kon vragen stak hij zijn middelvinger naar mij op.

Dat juist hij hier nu binnen moet komen wandelen, op dit moment. Hij kijkt het Ethiopische restaurant in. Spiedend de ruimte in zich opnemend. Zijn blik blijft hangen als hij mij ziet zitten. Hij buigt zich naar de vrouw die met hem mee is en smoest wat met haar. Resoluut draait hij zich om en verlaat het restaurant.

Ik probeer mij te herpakken met de troostende gedachte dat hij destijds niets aan mij heeft verkocht. Dat ik nu wel heb verkocht, een verkoop waarvan ik nu uit eten ben.



Schrijfopdracht tijdens een lesbijeenkomst: Je zit in een restaurant en er komt iemand binnen die je enorm haat. Geschreven nu vanuit de persoon die binnenkomt.

Een nieuw Afrikaans restaurant in de stad. De moeite waard om uit te proberen. Ik heb gereser­veerd om half zeven. Een tafel voor twee. Als ik binnen kom kijk ik de ruimte van het restaurant in. Zoals ik altijd een onbekende ruimte aftast met mijn ogen op opvallende details. Mij vaak afvragend hoe mijn beelden zich verhouden tot deze omgeving. Al scannend zie ik daar die, hoe heet hij ook alweer, kunstenaar zitten. Oh ja, ene Roboodt. Een arrogante kwast. Hij denkt het altijd beter te weten, als lid van de tentoonstellingscommissie

Laatst nog bij mijn expositie. Hij kwam naar mij toe en wilde blijkbaar weer iets opmerken of veranderen aan de opstelling van mijn beelden. Ik had daar op dat moment helemaal geen zin in. Bij het inricht­en ervan bemoeide hij zich met allerlei zaken waarover ik allang keuzes had gemaakt. Hij kan dan zo door blijven zeuren. En ondertussen nog slijmen, dat hij vindt dat ik zo mooi en vakkundig werk maak. Ik heb niks met zijn werk. Loodzwaar en grauw van kleur.
Ik weet niet meer hoe ik toen gereageerd heb, maar sindsdien ontlopen wij elkaar. Wat ik wel prima vindt zo. Alleen heb ik nu geen zin om mij de hele avond bewust te zijn van zijn aanwezigheid hier. Dan smaakt het eten mij niet meer.

Tegen mijn vrouw zeg ik dat het restaurant vindt stinken en de reservering laat voor wat het is. Zij begrijpt mij niet. Maar weet dat als ik iets in mij hoofd heb anderen daar maar beter niet tegen in kunnen gaan. Zo snel mogelijk verlaten we het restaurant, zonder uitleg aan de bediening. In de hoop ergens anders, nog wat te kun­nen eten.



Schrijfopdracht tijdens een lesbijeenkomst: Je zit in een restaurant en er komt iemand binnen die je enorm haat. Geschreven nu vanuit een derde persoon.

Wat kijken die twee mannen boos naar elkaar. Tafel 3 en de reservering van tafel 9. Reservering van tafel 9 is op weg naar zijn tafeltje. Nee, ze kijken niet echt boos. Ze kijken eerder verschrikt. Hun tafelgenoten snappen er zo te zien niets van. Tafel 3 begint te struikelen over zijn woorden in het verhaal dat hij zit te vertellen. Reservering van tafel 9 staat abrupt stil. Buigt zich naar de vrouw bij hem en fluistert haar iets in het oor. Waarna ze mijn zaak verlaten. Mij met een gereserveerd tafeltje achterlatend. Ik zal als restaurant eigenaar er nooit achter komen wat hier nu speelt. Wel zie ik dat tafel 3 zichtbaar is opgelucht.

Roboodt

14-05-2022