Zo’n zwoele avond dat de badkamerspiegel en het glazen douchescherm niet beslaan. Ik bekijk mijzelf tijdens het scheren ongegeneerd en geniet van de kleurverschillen op mijn lijf. De gekke bekken die ik trek om mijn huid strak te krijgen zijn een gymnastische oefening voor mijn lipspieren. Mijn spiegelbeeld krijgt pretoogjes.
In de rechter hoek van de spiegel zie ik jou door het glazen scherm in de douche. Je hebt net een dot overgebleven scheergel van mij gekregen. Witte vlokken door mijn natte samengebalde vingers heen geperst om tot schuim te komen. Samen scheren is een uitnodigende bezigheid. Allebei doen we ons best. In stilte, geconcentreerd om snijwondjes te voorkomen.
Deze serene stilte wordt doorbroken door lawaai aan de overkant van de straat. Paniekerig geschreeuw, waarin ik de woorden brand, brand en wegwezen hoor. Snel veeg ik mijn half geschoren gezicht schoon aan een handdoek. Me bewust van mijn naaktheid, sla ik een sarong om. Daarna dender ik de trap af, ruk mijn telefoon van de oplader en ren de straat op. Voor het huis aan de overkant staan verschillende mensen. De steeg ernaast staat vol met rook.
Van 112 moet ik aan de lijn blijven, ondanks dat ik het idee heb dat er ook al andere meldingen zijn over de brand. Pas als de brandweer met sirene en zwaailicht de straat in komt rijden mag ik afsluiten. Met het dringende verzoek om de hulpdiensten niet in de weg te lopen.
De brandweerauto parkeert voor ons huis recht onder het slaapkamerraam. Er is met groot materieel uitgerukt. Even later arriveren nog twee bluswagens. Politieauto’s sluiten links en rechts de straat af. Het blauwe flikkerende licht van zoveel zwaailichten doet angstaanjagend aan. Wat nog versterkt wordt door het luide gebrom van de dieselmotoren die blijven draaien voor de waterpompen. Tussen het gepiep van de mobilofoons door krijg ik uit de communicatie mee dat er iets is met de schuur en een barbecue. En ook dat er geen gewonden zijn.
Als ik de brandweermannen in van die dikke vuurvaste pakken heen en weer zie lopen, realiseer ik mij dat ik om mijn blote onderlijf alleen maar een sarong draag. Meer dan genoeg op deze warme zomeravond. Het is maar goed dat ik mijn sarong stevig omgeknoopt heb, naakt naar een brand kijken zal zeker een reactie oproepen van: zo, kom je ook nog even helpen blussen spuit 11.
Het bluswerk valt mee. Binnen het uur zijn twee van de drie brandweerwagens weer vertrokken. Het nablussen duurt nog tot een uur of twee ’s nachts, waarna wij eindelijk ons bed kunnen opzoeken. Daar wacht ons een onaangename verrassing. Er hangt in de slaapkamer geen brandlucht maar wel een vieze vette dieselwalm. Een geur die zich in je neus nestelt. Kokhalzend verkassen we naar de logeerkamer, kussens en dekbedden met ons meeslepend. Wijnglazen, massageolie en boomboxje blijven onaangeroerd. Uiteindelijk genesteld schurk ik mij troostend en lief tegen je aan. Bruusk duw je me weg. Even vergeten dat de linkerhelft van mijn wang nog niet gladgeschoren is. Zo een uitgedoofde nacht dus.
Roboodt