Ik kan al tot 14 tellen, vertelt Pietje apetrots als ik hem weer na mijn vakantie ophaal. Marietje die al in de auto zit wil hem overtroeven. Ik kan heel snel tot 10 tellen. Zonder dat er om gevraagd wordt murmelt ze: een-twee-drie-vie-vij-zes-zee-ach-neeg-tien, gevolgd door een grote zucht. Pietje laat zich niet uit het veld slaan en begint ook te tellen. Tot 14 gaat het inderdaad zonder haperen. Na 14 komt 16 en tot 25 telt hij zonder problemen verder. Boven de 25 is er geen touw meer aan vast te knopen. Tijd voor een vervolg spelletje: wie het langzaamste kan tellen. Record was een neeeeéééé-gen van wel 12 seconden.
Al vaker ben ik tijdens het autorijden met de kinderen aan het tellen. Hoeveel wielen heeft die auto, met hoeveel kinderen zitten we in de auto? Verrassend hoe sommigen het tellen oppakken. Na achtentwintig en negenentwintig komt tienentwintig. Logischer kan het niet. Bij het leren tellen zijn de tien vingers van je hand erg makkelijk. Van Marietje moet ik een vuist maken. Al tellend opent ze mijn hand. Eén is de duim, de wijsvinger is twee, enzovoort. Bij zes buigt ze mijn vingers weer tot een vuist. Alleen buigt ze mijn duim nogal bruusk naar buiten en weer naar binnen. Auw.
Vanwege mijn artrose draag ik soms duim-orthesen bij het autorijden. Zo vlak na de vakantie nog even niet. Had ik maar met twee handen moeten blijven sturen.
Roboodt