Wie van jullie heeft er een schaar bij zich, vraagt Femke Vernij aan het publiek. Even later: wie van jullie heeft er een betonschaar bij zich? Niemand. Oh wat zijn jullie een amateuristisch publiek. Een professioneel publiek neemt toch minstens dit soort gereedschap mee.
Tijdens een onderonsje met het publiek waarbij het zaallicht aan is ziet zij pas hoeveel mensen er in de zaal zitten. Veel te weinig. De 20 stoelen in het Kleintheater Zwaans waar ik de try-out bijwoon van de voorstelling OP VOLLE KRACHT zijn matig bezet.
Het geringe aantal bezoekers heeft geen weerslag op de impact van de voorstelling. Op haar website lees ik dan ook: deze voorstelling is overal te spelen, zelfs in een boomhut.
Want, wie wil deze voorstelling van Fem-la-la niet missen. De openingsscene is verstild mooi. Op het toneel zie ik een rolkoffer met Shell embleem, een grote rode ronde stootwil, een gevulde jute zak en een uit de kluitengewassen reistas met het woord adventure erop. Zaallicht uit, podiumlicht aan. Een zingende stem vanuit de coulissen. Nee, de zang komt uit de reistas. Langzaam wordt die opengeritst door een weifelende vinger, gevolgd door een gezicht. Dat goed uitgelicht gevangen blijft in de opening van de rits en onwennig, verschrikt de zaal inkijkt. Het gezicht wordt een hoofd, een lijf, een vrouw. Die eenmaal bevrijd uit haar cocon helemaal los gaat. En hoe. Ze rock-’n-rollt over het podium. Totaal niet gehinderd door een navelstreng verbonden aan een moederkoek die ze als een betonblok met zich mee zeult.
Wie heeft er een bijnaam, die van mij weten jullie al. Veertje, Peerke wordt er geroepen. Ik roep mijn bijnaam: Bootje. Voor Femke als ze in haar visnetten tulerokje de storm in haar leven uitbeeldt, een kadootje. Mijn bijnaam spreekt ze herhaaldelijk met extra nadruk uit. Maar goed dat ik niet mijn volledige bijnaam heb geroepen: Bootje Klootje.
De show is fysiek hilarisch zonder clownesk te worden. Met haar hele lijf gebruikt ze de stootwil als blaasbalg voor een melodica. Een instrument dat bij mij altijd een sneu gevoel oproept. Niet bij Femke. Ze wil zingen en spelen tegelijk en dat doet ze. Toneelspelen en muziek maken, maar bovenal zingen over de kansen die drama biedt. Grote en kleine drama’s over het leven en de dood. Zoals ze in het lied ‘verstoppertje’ over een oma zingt, die zich heeft verstopt maar niet meer tevoorschijn kan komen. ‘Oma is mijn kampioen. Ze wint het elke keer. Doei opa, tot zaterdag, dan zoeken we haar weer.’ Muzikaal ondersteunt ze dit lied met gekleurde klankbuizen die op haar lijf zitten. Misschien wel door de heftige springende bewegingen die nodig zijn om de buizen te laten klinken en de kinderlijke bijna schreeuwerige zang in samenspraak met de inhoud, ontroert dit lied mij.
Wie wil er niet een citaat hebben dat bij leven al een quote is. Nog zo’n rode draad door de voorstelling. Femke strooit om de realiteit te begrijpen te pas en te onpas met citaten van vooral overleden grootheden. (…) ’We willen leven met elkaars geluk, niet met elkaars ellende’, een citaat van Charlie Chaplin. Waarna ze ons toevertrouwt: jammer dat hij hoofdzakelijk stomme films heeft gemaakt. Voor zichzelf heeft ze al een citaat bedacht, een variatie op een Pippi Langkous quote. Helaas wordt haar citaat door de geluids- en lichttechnicus te lang bevonden om te kunnen overleven. Een drama in een notendop.
Wie zou juist deze voorstelling niet in een grote zaal willen zien. Ik wel. De voorstelling verdient het. In mijn werkplaats ligt nog een betonschaar. Ik ben benieuwd hoe Femke zal reageren als ik die dan meeneem. Zal ze die scherp genoeg vinden om daarmee haar navelstreng door te knippen?
Maar professioneel gezien vraagt de voorstelling mij die schaar thuis te laten.
11-10-2022
roboodt