Na de gipsfase, de pols-spalkfase nu de duimbrace fase. De fase van anderhalve hand en meer. Opnieuw een stapje dichter bij normaal. Met de duimbrace kan mijn pols weer bewegen. Wel moet ik nu zes keer per dag oefeningen doen. De nadruk in de revalidatie ligt nog steeds op de souplesse van mijn duimgewricht in de nieuwe situatie. Kracht revalidatie is nog niet aan de orde.
Duimbraces boezemen mij geen ontzag in. Ze zijn er voor mij, ik niet voor hen. Al een aantal jaren draag ik ze bij het kanoën, fysieke werkbelasting of bij pijn. Als ik ze draag voel ik mij gehandicapt. Ze voorkomen en verlichten de pijn, maar mijn duimen worden er stijf door. Vaak weet ik niet hoe snel ik ze weer af moet doen. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee.
Ook nu doe ik mijn duimbrace af als ik op de bank tv kijk of zit te lezen. Me bewust dat mijn duim nu onbeschermd is tegen onverhoedse en dus pijnlijke bewegingen. Maar het even verlost zijn van dat opgesloten gevoel van mijn duim is ook wat waard. Heerlijk om grotere bewegingen te maken. Bij de oefeningen daarna ben ik veel soepeler. Mijn duim kan ik dan veel verder liften voordat ik tegen de pijngrens aan zit.
Een bevriende fysiotherapeut heeft voor mij haar opleidingsatlas en de rechterarm van Hein, haar oefenskelet, meegenomen. Bij het hand & pols centrum hebben ze zo’n skelet voorbeeld niet. Wel 3D animaties en platte vlak illustraties. Als beeldhouwer kijk ik met mijn handen, ik wil altijd alles voelen en betasten. Door met de arm van Hein te spelen kan ik me pas een goed beeld vormen van het os trapezium handbeenbotje dat bij mij is verwijderd. Zeker in combinatie met die fysiotherapieatlas. Nu begrijp ik hoe onzinnig mijn vraag was tijdens de operatie: of ik het botje dat ze weg halen mee naar huis mag nemen. En nu snap ik waarom het is vergruisd. Met al die pezen, kapsels, spieren en zenuwen in het duimgewricht is het onmogelijk om het er in zijn geheel uit te halen. In de gestileerde animatie van de kliniek wordt het botje heel eenvoudig met een tang verwijderd. Niks geen beitelen of knabbelen in deze voorstelling. Ook geen krakende en tikkende geluiden zoals ik tijdens de operatie hoorde. Een animatie, bezijden de waarheid.
Ik mag met mijn rechterhand mijn linkerhand zo nodig helpen. Met beleid en dus zonder kracht zei de therapeut er expliciet bij. En dat maakt deze fase gelijk ook een alarmfase. Al verschillende keren heb ik dat ondervonden in de euforie van ik kan het weer grotendeels zelf.
Ben ik mij aan het aankleden, zonder duimbrace omdat ik een trui met smalle mouw wil dragen, pak ik mijn hemd met mijn rechterhand. Automatisch steek ik mijn hoofd en armen erin en trek het naar beneden, auw…
Kook ik sinds drie weken weer een keer, is het lospeuteren van een hardnekkige uienschil met mijn rechterhand toch nog te veel. De pijn verbijtend pak ik onnadenkend met mijn mond het ontstane beginnetje beet en pel de uienrok af. Gevolg: met een ui zo dicht bij mijn ogen biggelen er nog meer tranen over mijn wangen. Rauwe rode uien hebben een hele penetrante smaak en geur. Ik moet gelijk mijn mond spoelen. Ook figuurlijk. Even daarvoor heb ik vloekend en tierend een schaar weggesmeten. Een zakje openknippen mislukte, een botte schaar en te weinig hand kracht coördinatie.
Maar de maaltijd was een verrassing voor de hardwerkende thuiskomer.