Verbaasd kijken ze mij aan, als ik onaangekondigd met Allie en Marietje binnen kom stappen. Na twee maanden gedwongen stil zitten heb ik weer een rit gereden. Van de fysiotherapeut mag ik voorzichtig beginnen, mits ik wel mijn duimbrace draag.
De groepsleidsters boden aan om te helpen bij het uit- en instappen en het vastzetten van de kinderen in de veiligheidsgordel. Mijn hartelijke dank daarvoor. Met twee kinderen in de auto is het gelukkig niet nodig.

Normaal rijden we in vier auto’s met maximaal zes kinderen per auto. Op dit moment liggen de adressen zo ver uit elkaar dat sommige kinderen langer in de auto zitten dan wenselijk. Door de witte Skoda als extra auto te gebruiken is dit voorlopig opgelost.
Ik noem de Skoda altijd oneerbiedig maar ook wel vertederend het ‘huppeltrutje’. Het is een lekker klein fel autootje waar maximaal drie kinderen in passen. Die wordt gebruikt voor huisbezoeken en zoals nu als reserve auto voor het vervoer.

Heerlijk om het gebrabbel en kijk kijk… achter en naast mij weer te horen. Marietje brabbelt honderd uit. Ik vang flarden op in het Nederlands, Engels en Arabisch.
Allie woont in een doodlopend woonerf, waar ik dus moet keren. Dan blijkt het ‘huppeltrutje’ deze geuzenaam niet zo fijn te vinden. Ze neemt wraak: het in de achteruit schakelen gaat moeizaam en doet, ondanks mijn brace, pijn aan mijn rechterhand.

Voorlopig schakel ik de Skoda, lekker onhandig, maar met mijn linkerhand in de achteruit.