Ik ben zo’n drie weken ingeroosterd. Drie weken in dezelfde auto rijden, een automaat. Linkerbeen onder de stoel verstoppen en met je rechterbeen alleen gasgeven en remmen.
Wat een toeters en bellen heeft deze automaat. Allemaal verschillende piepjes als de sensoren iets detecteren. Hard of zacht, hoog of laag afhankelijk van de positie of de afstand tot iets. Je hoeft niet eens meer op de weg te kijken, zoveel waarschuwingen verschijnen er op het dashboard. Over de afstand tot de voorligger, of je wel netjes tussen de lijnen rijdt. Een hard signaal samen met oranje oplichtend remmen of obstakel voor je, als je te snel naar een auto voor je rijdt. Luxe die ik niet gewend ben en die afleidt.
Bij het stuur zitten ook twee hendeltjes met een min- en een plusteken. Ik wil de radio wat minder hard zetten en tip aan het hendeltje met het minteken. De radio gaat niet hoorbaar zachter, waarna ik nog een paar keer de min aantip. Niet de radio verandert van volume, maar de motor. Een bijna grommend geluid dat de radio overstemt. Op het dashboard zie ik dat de aanduiding D7 is verandert in D4. Oh, de flippers zijn om handmatig te schakelen. Ik flipper snel weer terug naar D7.
Ook voor de kinderen is deze auto flippen. Overal uitnodigende lampjes en schakelaars. Ingebouwde zonwering in de zijdeuren die ze ritmisch op en neer trekken. Klaptafels in de stoelleuning die ze uitgeklapt als djembé gebruiken. Samen met die afstand piepjes geeft dit een ware symfonie.
Als een dirigent heb ik hen in die drie weken tot stil gekregen. Zodat we weer gewoon van de radio kunnen genieten.