Allie, Pietje en Marietje en de anderen in de auto merken amper dat ik tegen mijn voorligger ben gereden. Ik kijkt ze één voor één aan. Gelukkig zie ik geen verschrikte gezichten. Meer dan een boinkje is het niet. Geen grote klap of dreun, slechts één boink.
Rijd ik met deze gladheid nog zo voorzichtig, gebeurt het toch dat iemand voor je onverwachts op zijn rem trapt. “Ik zal even naar die auto voor ons moeten lopen om die meneer te spreken”, zeg ik tegen de kinderen. “Luisteren jullie maar rustig verder naar Piet Piraat”. Ik klik mijn gordel los, stap uit en zie dat mijn bumper gescheurd is. Koud plastic kan weinig hebben. Voor mij beginnen ze alweer te rijden. Ook de auto die ik net heb aangetikt maakt weer vaart. Ik stap in als er achter mij wordt getoeterd. In de achtervolging die ik inzet knipper ik meerdere keren met grootlicht.
Op de rotonde aangekomen rijdt de auto voor mij driekwart rond en slaat dan af, zonder richting aan te geven. Ikzelf moet de eerste afslag op de rotonde hebben. In het grootlicht geknipper heb ik geen flapperende bumperonderdelen gezien. ‘Bekijk het dan maar. Draai maar zelf op voor mogelijke schade’ denk ik, als in mijn achteruitkijkspiegel de rode achterlichten in het donker verdwijnen.
Met zwart duct tape is de voorbumper gefatsoeneerd, zodat de auto nog enigszins representatief is.