De winkeldeur rinkelt en gaat open. Een koude wind waait naar binnen. De juwelier aan de andere kant van de toonbank kijkt verschrikt, terwijl hij losse papieren op de toonbank tegen wegwaaien behoedt door er een zware catalogus op te schuiven. Hij kijkt mij aan met een blik van; wat krijgen we nu weer. Achter mij hoor ik een harde stem roepen: Dit is een roofoverval, iedereen handen omhoog.
In een flits graai ik naar de twee ringen die voor mij op de toonbank liggen. Razend snel doe ik ze om mijn pink en ringvinger van mijn rechterhand. Zo, die zijn veilig is mijn geruststellende gedachte. De juwelier geeft mij een blik van verstandhouding. Als ik mijn handen in de lucht steek verlies ik bijna de ring om mijn pink.
Met mijn handen in de lucht draai ik mij om en zie een donker geklede man met zonnebril op en, hoe kan het ook anders, met een hoodie over zijn hoofd. Goh, wat lijken ze ook allemaal op elkaar zo. In zijn hand heeft de overvaller een revolver. Om zijn nek hangt een Kalasjnikov, voor ingewijden een AK-74.
Ik moet met mijn handen in mijn nek op de grond gaan zitten. De overvaller schreeuwt tegen de juwelier: Openmaken die vitrine en die vitrine ernaast ook.
Jaren geleden heb ik een gevangenisstraf van twee jaar uitgezeten. Voor mijn dertigste vrijheidsdag, zo noem ik de ontslagdatum gekscherend, mag ik voor mijzelf een ring uitzoeken. Breed heb ik het niet. De touwtjes zijn kort, maar nog niet uitgesponnen heeft mijn ex-vrouw weleens over mij verzucht. Eindelijk heb ik na mijn pensioengerechtigde leeftijd financiële erkenning gekregen voor mijn technische vaardigheden.
Het bestuur van de langlaufvereniging heeft voor mijn expertise een erg ruim budget begroot. Wat een overschot geeft en dus een financieel douceurtje. Wel de kennis maar niet de arbeid geleverd en er toch nog aan overgehouden. Om eindelijk die lang gekoesterde wens van een gouden ingelegde ring in vervulling te laten gaan.
Het zal mij toch niet gebeuren dat zo’n snotaap, zo’n toekomstige bajesklant, die wens van mij om zeep helpt. Bijzonder dit soort gedachtes denk ik, terwijl ik mij er dondersgoed van bewust ben dat er een vuurwapen op mij is gericht.
De overvaller heeft de revolver in zijn jaszak gestopt en heeft nu het geweer in zijn handen. Heen en weer zwaaiend tussen mij en de juwelier die de vitrines aan het leeghalen is.
In eerste instantie geloof ik niet wat ik zie. Ik kijk twee keer goed om het zeker te weten. Ja echt, ik zie een zwarte streep die van dun naar dik loopt bij de bovenkant van de patroonhouder. Die is er niet goed op bevestigd.
Ik waag de gok. Luid gillend spring ik op van de grond en ren op de overvaller af. Klik…, een vloek en daarna een zwaai van de Kalasjnikov. Om een klap van de AK-74 te voorkomen krimp ik in één en struikel verder. Vanuit de beweging om weer omhoog te komen haal ik uit met geopende hand en raak de overvaller vol in zijn gezicht. Die valt met een hoop kabaal tegen een vitrine aan en blijft stil liggen.
Drie meter verderop spat er ook een zijkant van een vitrine in duizenden duralex stukjes. Ik voel dat er om mijn pink geen ring meer zit.
Schrijfoefening; bedenk voor jezelf een personage.
Plaats deze persoon in de volgende handeling: Bij een juwelier waar een overval plaats vindt. De persoon reageert.
Schrijf in de ik-vorm, 500 woorden.