De carnaval is voorbij. Zevenbergschen Hoek slaapt weer. Een onbeduidende plaats die op­gezocht op Maps onder de rook van Breda ligt. Een alledaags gehucht waar veel mensen nog nooit van hebben gehoord en waar doorgaans weinig gebeurt. In 2021 wordt er een vermeende drugs­handelaar opgepakt en is het dorp landelijke nieuws.
Al snel is dit onthutsende nieuws verdrongen door de jaarlijks terugkerende carnavals­tijd. Het dorp staat er plaatselijk om bekend, is er om berucht. De inwoners vieren het uitbundig en na afloop gonzen er de verhalen rond over wie met wie heeft gedanst, gezoend of nog meer. Om in de roes van het carnaval te blijven gaan veel dorpelingen, vooral de macho’s, er prat op. Ze dikken de verhalen ongezouten aan. Ze proberen in aanzien te stijgen om volgend jaar, door deze faam, een kans te maken op de titel van Prins carnaval. Of om in ieder geval volgend carnaval verder te kunnen gaan dan alleen te tongen.

Voor Marie, geboren en getogen in Zevenbergschen Hoek, hoeft het allemaal niet meer zo. Vroeger kon ze zich wel laten gaan al hossend en polonaise lopend. Maar de doorzichtige versiertrucs en het daarbij behorende dronkenmans­gebral heeft ze altijd al afstotelijk gevonden. Ook van de alcohol moet ze niets meer hebben. Vroeger was ze een wilde boeren tiener dochter, ze heeft echter teveel kots van zichzelf en leeftijdgenootjes opgeruimd. Haar huidige leefwereld is zonder beneveling al ingewikkeld genoeg.
Liever kijkt ze ter afleiding naar zwijmel series of krimi’s op Netflix. Ze bingewatcht nu de serie ‘undercover’, met een deken over haar benen geslagen, een grote pot thee onder handbereik en met een volle koekjestrommel naast de bank. In de serie verhuist een undercoveragent naar een camping op het platteland van de provincie Brabant om een drugscrimineel in de gaten te houden, die daar woont. Met onvoorziene en zinnenprikkelende intriges tot gevolg.
Als er naast doden of gewonden ook nog de nodige seks bij komt kijken kan Marie smullen van dit soort bouquetreeks achtige verhaallijnen. Voor haar, een alleenstaande is dit niet alleen een veilige maar ook een spannende ontspanning. Lekker soppen bij een soap.

2

Met het geluid op bijna maximaal kijkt Marie aflevering zes van seizoen drie. Nog steeds is het geschreeuw van de buurman erbovenuit te horen. Zijn huiskamer grenst direct aan haar huiskamer. Sinds een half jaar woont hij naast haar, in een onbewoonbaar verklaarde woning die jaren leeg stond. Een groep Oost-blokkers heeft in amper twee weken tijd zo huis gehouden dat de parterre weer enigszins bewoonbaar is. Sklep is een woord dat Marie zich nog herinnert van die tijd. Elke dag om klokslag vijf uur schalde dit woord door de dunne muren heen, waarna de loonarbeiders met lege bierkratten in hun busjes verdwenen en de woning in stilte achter lieten, om de volgende ochtend vroeg Marie uit haar nachtrust te halen met het gebeuk van klopboren, het gejank van freesmachines en het scherpe miauwen van cirkelzagen. Naar elkaar roepend in een taal die Marie niet verstond en voor haar angstaan­jagend klonk. Met haar hoofd onder de dekens, in elkaar gedoken bad ze tot een door haarzelf bedachte god met de nood hoelang deze martelgang nog moet voortduren voordat de lege drankflessen definitief zijn ingeladen.

Tot haar grote verrassing bezorgt de nieuwe buurman haar nauwelijks overlast. Regelmatig hoort of ziet ze hem een hele week niet. Zou hij parttime nog ergens anders wonen, er een geheim leven op na houden? Marie fantaseert er over tussen het waken en dromen als ze weer eens niet kan slapen en haar gedachten alle kanten op fladderen.

Van het stel dat boven haar woont hoort Marie wel vaak geluiden. Naast muziek, stemmen of erger: gehijg en gekreun, vooral contactgeluiden. Voetstappen op de houten vloer zonder vloerbedekking. Zij trippelt altijd zenuw­achtig heen en weer op naald­hakken, hij ijsbeert op zware lompe schoenen door de kamer. Soms wel drie kwartier of meer.
Het is niet zo zeer het gestamp en getrippel van de bovenburen waar Marie zich aan ergert. Nee, het meeste stoort ze zich aan de auto’s van hun vrienden, altijd van die grote zwarte aso-bakken. Die met ronkende motor een uur lang staan te wachten. Doet ze haar voordeur open, dan ruikt ze steevast de smerige diesel­lucht.
Een keer was de stank zo erg, dat ze moest kokhalzen op weg naar de supermarkt. Halverwege biggelden de tranen over haar wangen en kon ze nog net een oprisping binnen houden, zo’n misselijk­makende uitwerking heeft die geur op haar. Geuren werken bij Marie sterk associatief. De stank van dieseldamp roept altijd bij haar herinneringen op aan haar vader: Warme speelse vader-kind momenten, maar bovenal de ontzetting die ze ervaarde bij zijn dood. Ze ziet hem dan weer liggen. Hoe hij werd gevonden met om zijn nek en in zijn mond de tuinslang die was aangesloten op de uitlaat van zijn tractor. Een oude Massey Ferguson 1080 op rode diesel.

Al een tijdje heeft Marie de bovenbuurman niet meer gehoord of gezien en zijn er ook geen vrienden meer langs geweest. Bij het boodschappen doen hoort Marie het praatje dat hij is opgepakt bij een grootschalige politieactie in Den Bosch. ‘Ach mensen halen van alles in hun hoofd’ is haar reactie op dit gerucht.
Onlangs heeft ze een donkerrode auto aan de overkant zien staan, gelukkig zonder draaiende motor. De twee mannen erin namen foto’s van het appartement boven haar. ‘Zouden die van boven gaan verhuizen. Komen er dan weer van die herriemakers om de boel op te knappen?’ Marie wil het niet geloven, bang als ze is voor het ongemak.

3

Boven het lawaai van haar tv uit klinkt een gesmoorde knal. Marie moet denken aan een pistoolschot, zoals zonet eerder in de undercover politieserie. Ook het harde geblèr van de buurman stopt. In de stilte op de achtergrond klinkt nog één luide dreun, die voelbaar is. Een voordeur wordt met kracht dichtgesmeten. Verschrikt kijkt Marie naar buiten. Langs haar huiskamer raam ziet ze een vrouw rennen. Ze herkent de buurvrouw van boven aan de zwierende donkere lange haarlokken bijeen gehouden door een rode elastieken haarband, die net teveel is afgezakt waardoor haar kapsel op onnatuurlijk wijze opbolt boven de rode scheidslijn.
Soortgelijk mooi haar zou Marie dolgraag willen hebben, alleen zonder die rode haar­band. Rood staat haar niet. Ze zou het los laten hangen, hoogstens met een dun goudkleurige elastiek tot een staart binden. Elke twee dagen zou ze het wassen en laten geuren naar lente; fris en fruitig. Een geur die ze dan zelf ruikt wanneer de wapperende haardos voor haar neus langs zwaait. Haar eigen kapsel is kort en vlassig, ze hoeft het alleen maar om de dag uit te spoelen met water. Er een luchtje aan geven is verspilde moeite, wie ruikt dat nou bij haar.

Ze hoort hoe de buurvrouw de trap op rent, bijna struikelt op haar pumps omdat ze gehaast twee of meer treden tegelijk neemt. Onthutst beseft Marie dat wat ze vermoedt, waar is. ‘Dat mens van boven heeft een verhouding met de buurman van hiernaast. Daarom zie ik haar echtgenoot nooit meer.’

4

‘En, nu is mijn kans ook verkeken.’ Bruusk doet ze de gordijnen dicht. De gedachte die tot haar doordringt, voelt ellendig. Maar ze snap de keuze van de buurman wel. Ze dimt haar lampen. Om niet nog een keer te worden gestoord zoekt ze haar koptelefoon. Sinds de bouw­vakkers heeft ze die niet meer gebruikt. Hij ligt verstopt in de slaapkamer onder een stapel Libelle’s te verstoffen. Bij het opzetten raakt de zwarte gekrulde verbindingsdraad haar gezicht. Het stof dat er vanaf dwarrelt prikkelt haar neus.
Bijkomend van de niesbui, die overgaat in een verstikkende hoestbui, hijgend in zichzelf gekeerd, probeert ze afgesloten van de buitenwereld de draad van het verhaal weer op te pakken. Na twee kopjes thee en bijna een hele rol Maria biscuits zit ze er weer helemaal in. Heerlijk, om zich zo onder te dompelen in de politieserie.

Dat er verschillende auto’s in de straat parkeren, er in de woning naast haar zware spullen naar binnen worden gedragen en dat er bij haar wordt aangebeld, Marie hoort het niet. Pas op het moment dat ze tegen half één naar bed gaat, hoort ze geluiden. ‘Nou zeg, de buurman is wel heel ijverig om nog zo laat te stofzuigen, is hij nu nog niet klaar met het opruimen van de rommel.’

5

Marie gaat de volgende ochtend naar buiten en ziet rood-witte linten hangen aan de gevel van de woning naast haar. Op het lint leest Marie: Politie – niet betreden. Aan de overkant staat een grote zwarte limousine te wachten met draaiende motor. De auto heeft aan allebei de voorzijden van die kleine zwarte driehoekige vlaggetjes. Achter deze zwarte SUV achtige stationcar staat een kleine donkerrode personenauto.
Uit deze auto ziet Marie de bovenbuurvrouw uitstappen en naar haar voordeur over­steken. Met een stoïcijnse blik en loshangend haar, waardoor ze tien jaar jonger lijkt, passeert ze Marie. Ze kijken elkaar kort in de ogen. Achter de buurvrouw aan komt een man in uniform naar Marie toe. Of ze in de auto wil plaatsnemen om wat vragen te be­antwoorden?

De vragen die ze stellen, dringen niet echt tot haar door. Apathisch kijkt ze de auto rond. De drie verschillende fototoestellen die op de stoel van de bijrijder liggen ziet ze niet. Ze is zich er te veel bewust van waar ze nu zit, achterin. Dat vlak voor haar ook de buurvrouw hier heeft gezeten. Op precies dezelfde plek.

Een onbekend gevoel overweldigd haar. Ze voelt hoe de door de buurvrouw na­gelaten warmte in haar lijf opstijgt, in haar onderbuik blijft hangen en langzaam naar beneden terug afzakt om daar te blijven sudderen.

roboodt