Allie’s moeder stuurt mij een appje: morgenochtend moet je waarschijnlijk bij de buren parkeren. Voor onze deur ligt een grote berg zand, we zijn de voortuin aan het opknappen. Wil Allie wel naar de Dagbehandeling met zo’n privé zandbak voor de deur, vraag ik mij af.
Ze stapt zonder problemen in, want ook op de Dagbehandeling is genoeg zand. Niet alleen buiten op de speelplaats, ook in de gang staan bakken op wieltjes met zand en soms met water.
Tijdens de koffie horen we een flink kabaal. Als ik opkijk, raast er een zandstorm door de gang. Er moet even iets afgereageerd worden. Wat is het dan bevrijdend om met zand te gooien. Gelukkig niet met water.

Pietje zit al in de auto. Als ik Marietje naast hem zet, ligt er ineens een heleboel zand in haar stoeltje. Pietje heeft zijn laars er boven uitgeschud. Marietje weer uit de auto. Terwijl ik de stoel buiten de auto zandvrij maak leegt hij ook zijn andere laars op de vloer van de auto, ondanks dat ik hem er net op aanspreek. Ik hou een aantal verwensingen binnensmonds.
Na mijn rit, bij het opruimen van de ergste hoeveelheid zand, zie ik de crèmekleurige body­warmer van Pietje op de grond liggen. Die was mij nog niet opgevallen. Hoe kan het ook anders, met zo’n schutkleur… van zand.

De volgende dag maar naar de wasstraat. Daar hebben ze industriestofzuigers. Die werken krachtiger dan mijn niet hardop uitgesproken krachttermen. Zodat ik niet, zoals mijn moeder altijd riep als ik vuilbekte: mijn mond met zand moet spoelen.