Zwaaien
Zwaai maar even dag tegen mama of papa. Bij het wegrijden zeg ik dat vaak tegen een kind. De ene keer wapperen de handjes uitgebreid. Een andere keer kijkt het kind onverstoorbaar voor zich uit en houdt zijn handjes in zijn schoot. De zwaaiende ouder in het luchtledige achterlatend.
Pietje en Allie zijn een ééneiige tweeling. Gelukkig hebben ze zo’n pluche rugzakje met hun naam erop geborduurd, anders zou ik ze niet uit elkaar kunnen houden. Ik vraag me af of de groepsleiding het zou merken als ik Pietje in de groep van Allie aflever en andersom. Een geintje dat ikzelf als twee-eiige tweeling nooit heb kunnen uitvoeren.
Ik loop met beide knulletjes door de gang naar de groepen. Op het moment dat Pietje linksaf en Allie rechtsaf slaat naar hun groep zeg ik tegen ze: nou, zeg maar dag. Pietje twijfelt in eerste instantie. Weifelend gaat er een handje omhoog. Allie daarentegen zwaait met beide handjes tegelijk. Even later staan ze breed lachend naar elkaar te zwaaien en nemen daar uitgebreid de tijd voor. Mooi om te zien hoe ze spiegelen.
Niet alleen het afscheid heeft een ritueel. Ook het aankomen heeft een ritueel. Als we de bocht om rijden en de Dagbehandeling is in zicht, beginnen ze spontaan te zingen: we zijn er bijna, we zijn er bijna maar nog niet helemaal, helemaaaaaal
Aan de koffietafel begrijp ik hoe universeel dit ritueel is, dat de kinderen in de andere auto’s dit ook zingen.