Mijn leidinggevende staat mij bij de ingang op te wachten en komt dicht bij mij staan. Zij vraagt of ik straks even tijd heb om naar haar kantoor kan komen. Ze zegt er bij: breng maar eerst rustig de kinderen naar de groep. Wat is er aan de hand vraag ik mij af?
Gelukkig niet veel. Een ouder heeft naar de Dagbehandeling gebeld, omdat ik volgens haar naar alcohol ruik: om kwart voor acht in de ochtend? Loos alarm, mijn leidinggevende ruikt uiteraard niets.

Zo’n voorval vergeet je niet snel. Het roept ook vragen op als: zou ik mijn kind meegeven, als ik bij de chauffeur alcohol ruik? En wat beweegt een moeder om dat toch wel te doen, in wat voor tweestrijd zal zij hebben gezeten.

Allie roept met zijn gedrag bij mij ook de nodige vragen op. Waar komt zijn gedrag vandaan. Hoe kan ik daar het beste mee omgaan. Ik ga naar zijn begeleidster en vraag haar: wat kan jij, wat mag je en wat wil je aan mij vertellen over hem. Uit haar verhaal begrijp ik iets meer van Allie en zijn geschiedenis. Hoewel ik lang niet alles te horen krijg geeft het mij wel een handvat hoe ik met hem kan omgaan.

Zij geeft mij ook een praktische tip mee. Zo simpel: zet in de auto Allie en Marietje niet naast elkaar. Zij hebben een haat liefde verhouding.

De één voorin en de ander achterin maakt de rit een stuk plezieriger, dank.